, [], Genesis 28:14: Jacob's seed a blessing; Ecclesiastes 10:16-17: The Bad and the good kings; Philippians 1:21-24: Christ, the Christian's life and death
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning [50]een zoon der edelen is, en welks vorsten [51]ter rechter tijd eten, [52]tot sterkte en niet tot drinkerij. 50. Dat is, die van edele stam en afkomst is. Versta hierbij, en die in godzaligheid, wijsheid en alle deugd is opgevoed. Hebr. een zoon der witten; dat is der edelen, die witte kleren plachten te dragen. Zie Neh.2:16; Spreuk.22:29 worden de onedelen genoemd verduisterden. 51. Dat is, te dien tijde als men gewoon is te eten; te weten nadat men zijn noodwendige zaken heeft uitgericht. 52. Dat is, om het lichaam te versterken, niet om dronken te worden.